De fiscale faciliteiten die getroffen zijn voor bedrijfsoverdrachten, verstoren de concurrentie tussen ondernemers. Dat concludeert de fiscaal juriste Mascha Hoogeveen van Tilburg University. Ze promoveert op woensdag 5 oktober op onderzoek naar de kwaliteit van de fiscale wetgeving rond bedrijfsopvolging. Een bedrijfsoverdracht van de ene natuurlijke persoon naar de andere kan leiden tot heffing van inkomstenbelasting, schenk- of erfbelasting en overdrachtsbelasting. Om te voorkomen dat ondernemingen daardoor hun deuren moeten sluiten, heeft de wetgever fiscale regelingen getroffen waarmee de belastingclaim verschuift van de overdrager naar de overnemer, de belastingbetaling wordt uitgesteld of zelfs kwijtgescholden. Vooral de faciliteiten voor de schenk- en erfbelasting zijn ruim: minimaal 83% van het verkregen ondernemingsvermogen wordt vrijgesteld van belastingheffing.
Volgens de fiscaal juriste Mascha Hoogeveen schiet deze wetgeving echter zowel juridisch als economisch tekort. Juridisch gezien is de wetgeving zeer complex en zijn de 15 verschillende bedrijfsopvolgingsfaciliteiten onvoldoende op elkaar afgestemd. De vrijstelling voor de schenk- en erfbelasting is in strijd met het gelijkheidsbeginsel, omdat nergens uit blijkt dat de heffing van schenk- en erfbelasting leidt tot sluiting van rendabele ondernemingen. Bovendien blijkt uit Hoogeveens onderzoek dat in 70% van de nalatenschappen het successierecht gewoon betaald kan worden.
Betalingsregeling volstaat Ook economische gezien is het beleid kwalitatief onder maat, stelt Hoogeveen. Ten eerste is nooit aangetoond dat zich een probleem voordoet dat tot overheidsingrijpen noopt. Ten tweede zijn de getroffen belastingmaatregelen onvoldoende geschikt liquiditeitsproblemen weg te nemen bij een bedrijfsopvolging: betalingsregelingen waren voldoende geweest. Bovendien wordt de koper met de grootste financieringslast geconfronteerd, terwijl die het minst van de fiscale faciliteiten kan profiteren. De huidige wetgeving leidt tot concurrentieverstoring tussen ondernemers.
Hoogeveen concludeert dat de fiscale faciliteiten vervangen moeten worden door een financieringsfaciliteit die niet gerelateerd is aan belastingheffing, maar aan de koopsom van de onderneming. De verschuldigde belasting wordt dan als koopsom aangemerkt, zodat iedere bedrijfsopvolger van dezelfde financieringsfaciliteit gebruik kan maken ongeacht de oorzaak van de financieringslast.
|