De directeuren van de grote banken in Nederland kunnen weer met opgeheven hoofd over straat. Ze hebben toch maar mooi de stresstest doorstaan en kunnen een lange neus maken naar het bedrijfsleven dat hevig klaagt over de rol die banken spelen sinds het uitbreken van de crisis.
Met het gevoerde herstelbeleid lijken ze het gelijk aan hun zijde te hebben. Het kan niet ontkend worden dat ze kans hebben gezien een aantal oorzaken die tot hun problemen hebben geleid, weg te nemen. Wie echter mocht denken dat banken van ál hun fouten hebben geleerd, is naïef. Het navolgende verhaal zou zo uit het boek De Prooi kunnen komen, maar dat komt het niet. Ik heb het recent in onze praktijk meegemaakt. In verband met de vereiste discretie zal ik de identiteit van de betreffende bank en van de andere spelers in dit drama geheim houden.
Eind juni werd ik te hulp geroepen bij onderneming A, die in een ´twee voor twaalf´-situatie zat. De bank had inmiddels het krediet opgezegd per 1 juli. De exposure van de bank was € 8 miljoen. Bij faillissement zou de bank zo’n € 4 miljoen verliezen. Een branchedeskundige had het bedrijf geanalyseerd en geconcludeerd dat de onderneming in de kern gezond was en nog altijd een goede marktpositie had. Er werd al gewerkt aan een reorganisatie en kostensanering. Kortom: er was nog altijd hoop op redding.
Binnen een dag had ik via ons netwerk een gedreven, enthousiaste, kapitaalkrachtige, passende investeerder gevonden met de benodigde branchekennis. Die wilde, na de nodige gesprekken met het management van de onderneming, een poging wagen om de onderneming - samen met het management - van het dreigende faillissement te redden om daarna samen verder te gaan.
De investeerder zag namelijk goede kansen om onderneming A op korte termijn te laten fuseren met onderneming B. Dit was een zelfde soort onderneming in dezelfde branche en in dezelfde situatie (twee voor twaalf) en met dezelfde bank - zij het een andere, zelfstandige tak binnen deze bank -. Met deze onderneming was de investeerder op dat moment ook in gesprek was over een participatie. De exposure van de bank bij onderneming B bedroeg € 1,7 miljoen.
Met het management en de aandeelhouders van beide ondernemingen werd door de investeerder binnen enkele dagen overeenstemming bereikt. Het businessplan van de beoogde fusieonderneming werd snel in elkaar gezet en beloofde voldoende rendement op de beoogde investering om de propositie voor de investeerder aantrekkelijk te maken. De synergievoordelen van samenvoeging en krachtenbundeling van de beide ondernemingen waren substantieel. Iedereen was enthousiast. Als nu alleen nog een snelle deal met de bank gemaakt kon worden, zouden twee ondernemingen niet hoeven failleren en een goede toekomst tegemoet kunnen gaan.
Met de zakenfinanciers van onderneming A werd door de investeerder al snel een deal bereikt. De bank zou het een en ander inleveren, maar lang niet zoveel als ze bij een faillissement van onderneming A zouden verliezen. De werkkapitaalfinanciers van onderneming B weigerden echter mee te werken aan welke deal dan ook. Zij hadden voldoende zekerheden en wensten daarom niet te bewegen. En omdat de afdeling werkkapitaalfinanciering binnen de bank een autonome status heeft en zelfstandig kan beslissen, konden zij dit blijkbaar volhouden. Er viel niet over te praten. Ook bij faillissement van onderneming B zouden zij geen risico lopen en niets hoeven afschrijven.
Op grond van deze weigering haakte de investeerder af. Voor hem werd het risicoprofiel van de beoogde investering te groot.
En dus kon het gebeuren dat een transactie waarbij de bank als geheel enige miljoenen beter af zou zijn bij de voorgestelde participatiepropositie dan bij een faillissement van beide ondernemingen, niet doorging omdat het ene onderdeel van de bank, dat zijn risicoprofiel iets verhoogd zou zien, zijn medewerking aan de beoogde transactie weigerde, terwijl het andere onderdeel van de bank bij deze participatiepropositie veel minder zou verliezen dan bij faillissement.
Het totaalverlies voor de bank zou bij deze participatiepropositie lager zijn dan het verlies bij faillissement van de beide ondernemingen. Ofwel: door de weigering van de ene afdeling van de bank leverde de andere afdeling des te meer in. Vanuit de bank als totaal dus een zuiver suboptimale beslissing…
Inmiddels is het faillissement van onderneming A uitgesproken en dat van onderneming B een kwestie van tijd. Het drama heeft slechts verliezers opgeleverd: de aandeelhouders, het management, de medewerkers, de bank, de Nederlandse economie: alle partijen gaan erop achteruit, terwijl dit niet nodig geweest was.
De lessen die dit verhaal oplevert: 1. Probeer als ondernemer te vermijden dat je in een situatie zoals hierboven beschreven, komt te verkeren. De afhankelijkheid van de bank werkt in zo’n situatie nooit in je voordeel; 2. Hoe later je hulp inroept, hoe kleiner de kans dat je nog uit de problemen komt. In dit geval werd mijn hulp pas ingeroepen nadat een vorige investeerder een maand op het dossier had zitten studeren om daarna toch maar af te haken. Hij kon deze tijd nemen omdat hij van de aandeelhouders van de onderneming exclusiviteit had geëist en gekregen; 3. Geef in crisissituaties nooit exclusiviteit aan partijen die daar om vragen. Houd alle opties open en schaak op zoveel mogelijk borden tegelijk. Het vergroot je kansen op overleving; 4. Zelfstandige onderdelen van banken hebben hun eigen ‘Leitmotiven’. Ga er niet vanuit dat ze vanuit het belang van de bank als totaal handelen. Zij hebben elk hun eigen belang.
Voor meer informatie over dit onderwerp kunt u terecht bij Diligence
Meer columns lezen?
Rob Beeren (1955) is één van de oprichters / partners van Diligence en in die hoedanigheid sinds 1998 werkzaam als begeleider van overnameprocessen in het midden- en kleinbedrijf. De Diligence intermediairs zoeken voor zowel verkopers als kopers van ondernemingen naar een passende wederpartij en begeleiden het gehele proces van waardebepaling, informatieuitwisseling, onderhandelingen, due diligence en juridische afronding van de transactie. Diligence - aangesloten bij de brancheorganisatie BOBB - heeft een tiental vestigingen door heel Nederland en werkt samen met enige buitenlandse bureaus. Voor vragen of opmerkingen kunt u contact opnemen met Diligence op 023 5267782 of via info@diligence.nl
|
|